Een kat wordt al een senior kat genoemd vanaf een jaar of 7 á 8. De reden hiervan is dat er bij de kat organen zijn die rond deze leeftijd op hun ‘retour’ raken. Uiterlijk is er dan nog weinig aan de kat te merken, maar inwendig zeker wel en daarom wordt aangepaste voeding aangeraden. Vaak heet deze voeding ook ‘senior voeding’ of ‘voeding voor de oudere kat’. Gemiddeld wordt een kat 18 jaar.

De vacht iets minder dik, de ogen niet meer zo helder, wat minder actief, een wat slechter gebit. Het zijn de eerste tekenen dat een kat tot de “bejaarde” viervoeters mag worden gerekend. Omdat de lever en nieren niet meer zo goed werken als vroeger, is het aan te raden – al dan niet in overleg met de dierenarts – de wat oudere kat speciaal  seniorenvoer te geven. De samenstelling hiervan is afgestemd op de behoeften van de wat oudere, senior kat.

Het is eveneens raadzaam de kat 1 of 2 x per jaar door de dierenarts te laten onderzoeken, om snel in te kunnen spelen op “ouderdomskwaaltjes”, zoals ontstoken tandvlees. En omdat de botten wat strammer worden, wordt een warm, rustig en tochtvrij plekje door de senior kat zeer op prijs gesteld.

Ook is het wellicht handig om bij een wat oudere kat (+10 jaar) bij de jaarlijkse  vaccinaties ook wat bloed af te laten nemen en na te laten kijken op diabetes, nieren en lever. Dat gaat vaak in een moeite door en je weet gelijk of je ergens preciezer op moet letten. Katten zijn meesters in het verbergen van ongemak en daardoor ontdek je dingen vaak veel te laat. Ook een jaarlijkse gebitscontrole is belangrijk, ontstekingen in de bek kunnen voor een verminderde weerstand zorgen en bij een senior kat is dat helemaal ongewenst.